zondag 2 januari 2011

muziek,verhoudingen en harmonie


In de Griekse oudheid en de middeleeuwen werd muziek gezien als een kunde, kunst en als een  wetenschap die onder andere de getallenleer bestudeerde. De Griekse term ‘μουσικη’  is een verzamelterm voor alles waartoe de mens in staat was om de ultieme waarheid en schoonheid te vinden. Het zocht naar metafysische aspecten van de wereld en naar hoe de wereld en de mens werkte. De filosofische theorieën hierachter berustten vooral op het kernwoord Harmonie. Daaronder verstond men het principe waarbij eenheid en veelheid, begrensdheid en onbegrensdheid samenvallen in muzikale proporties. Harmonie was de samenklank waarbij de elementen in evenwicht waren.

Een octaaf heeft de verhouding 1:2, een kwint 2:3 en een kwart 3:4. Deze verhoudingen van eenvoudige getallen leverden de mooiste goed samenklinkende harmonieën op. Naarmate de verhoudingen complexer worden (bv. 7:8), werd de dissonantie steeds erger. De getallen 1,2,3 en 4 waren dus bijzondere getallen. Door deze getallen – de zogenaamde ‘tetraktys’ – kon volgens Pythagoras niet alleen de muziek, maar de hele wereld beschreven worden.



kwint 2:3

kwart 3:4
octaaf 1:2


7:8

In de 17e en 18e eeuw speelden de getallen ook een belangrijke rol in de muziek. De zin “Alles hebt gij naar maat, getal en gewicht geordend” uit het apocriefe boek ‘De Wijsheden van Salomo’ werd in de muziekboeken van die tijd veel geciteerd. Ook toen maakte men muziek aan de hand van een patroon van getallen, precies zoals God de aarde had geschapen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten